PARAMARIBO – Het Value Recovery Instrument (VRI) is een contractuele verplichting om toekomstige olie-inkomsten te delen met obligatiehouders, mits deze in-komsten daadwerkelijk gerealiseerd worden.
Dit instrument werd tijdens de Eurobond-herstructurering van Suriname in 2023 geïntroduceerd als een “zoethoudertje” om schuldeisers te verleiden tot grotere schuldafschrijvingen, met de belofte dat zij zouden profiteren als de macro-economische vooruitzichten verbeteren.
VRI-houders hebben vóór de realisatie van royalty-inkomsten géén vaste claim op de overheid. Het nominale bedrag van de VRI wordt geschat op USD 315 miljoen. Volgens de voorwaarden geldt: als de olie-inkomsten uit blok 58 werkelijkheid worden, zal – nadat de overheid eerst USD 100 miljoen heeft ontvangen – 30% van de jaarlijkse royalty’s worden overgemaakt naar een escrow-rekening ten behoeve van de VRI-houders. De VRI kent een notionele rente van 9% per jaar, een maximum uitbetaling van USD 787 miljoen, en loopt tot 2050.
Sinds de uitgifte wordt de VRI stevig verhandeld, wat duidt op vertrouwen van beleggers. In aanloop naar de Final Investment Decision (FID) steeg de prijs van de VRI en sinds medio oktober 2024 wordt deze op pari verhandeld.
De VRI was essentieel om de schuldherstructurering met particuliere schuldeisers los te trekken. De keuze van de regering om vanwege het lopende herstructureringstraject de buitenlandse schulden niet te betalen heeft een grote achterstand opgelopen. De VRI- constructie is een anticyclisch en risico delend instrument en bood beleggers de zekerheid dat zij gecompenseerd worden als de economische vooruitzichten verbeteren. Er is een duidelijke koppeling met een exogene gebeurtenis (nieuwe olie), en er is een limiet op de maximale uitbetaling. Om vergelijkbare behandeling te waarborgen, hebben de Paris Club en China herzienings- en clawback-clausules opgenomen in hun herstructureringsafspraken.
Kritische Kanttekeningen: Hypocrisie, Onwaarheden en Gebrek aan Transparantie
Hoewel de regering dit instrument presenteert als een innovatieve oplossing, is de werkelijkheid schrijnender en doordrenkt van hypocrisie en misleiding. De VRI-schuld is inmiddels opgelopen tot USD 787 miljoen – een schuld die Suriname eerder niet had en die bovendien nog niet officieel is geregistreerd bij het SDMO. Dit betekent dat de werkelijke schuldenlast wordt verborgen voor het publiek, terwijl de regering in de media doet alsof alles onder controle is.
Opmerkelijk is dat dezelfde regering die deze constructie heeft ondertekend, nu publiekelijk toegeeft dat deze “wurgconstructie” Suriname gegijzeld houdt. Minister Stanley Raghoebarsingh verklaarde: “Suriname is gegijzeld zolang deze lening niet is betaald.” Dit is een staaltje van hypocrisie: eerst wordt een deal gesloten die de toekomst van het land in gijzeling houdt, daarna wordt het publiek gewaarschuwd voor de gevolgen.
Door toekomstige olie-inkomsten als onderpand te geven, verkoopt de regering feitelijk de nationale toekomst. Mocht de olieproductie inderdaad van de grond komen, dan vloeit een aanzienlijk deel van de opbrengsten direct naar buitenlandse schuldeisers, in plaats van naar broodnodige investeringen in onderwijs, zorg, sociaal vangnet en veiligheid.
De wijze waarop deze VRI tot stand is gekomen, getuigt van een “cloak and dagger”-aanpak: in het geniep, zonder voldoende publieke consultatie of parlementaire controle. Cruciale informatie over de voorwaarden en risico’s wordt achtergehouden, waardoor het vertrouwen in de overheid verder afbrokkelt.
Deze constructie wordt nu internationaal geprezen als innovatief, maar vormt een gevaarlijk precedent voor andere middeninkomenslanden. Het risico bestaat dat zij hun toekomst verkopen voor kortetermijnoplossingen, met alle gevolgen van dien voor toekomstige generaties.
De VRI is niet alleen een financieel instrument, maar ook een spiegel van het falende beleid en de dubbele moraal van de huidige regering. Wat als een oplossing wordt gepresenteerd, blijkt bij nadere beschouwing een valkuil die de onafhankelijkheid en toekomst van Suriname verder ondermijnt.
Bronnen:
- IMF Article IV Report, januari 2025 (Box 1, pagina 7)
- SDMO (Suriname Debt Management Office)