
RUSLAND - Toen Napoleon Bonaparte zijn soldaten in 1812 terugtrok uit Rusland, ontstond een nieuwe crisis. Door honger, kou en uitputting stierven naar schatting 300.000 mensen.

Uit DNA-onderzoek blijkt dat twee bacteriële infecties er mogelijk ook een rol bij speelden. Het gaat om paratyfus en terugkerende koorts die het leed van Napoleons soldaten mogelijk verergerden, blijkt uit DNA uit tanden van soldaten. Het onderzoek is gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Current Biology.
Soldaten vielen bij bosjes neer tijdens de barre tocht door de ijzige Russische winter. In totaal liepen zo'n 500.000 tot 600.000 mannen mee. Naar schatting kwam de helft om het leven. De onderzochte lichamen komen uit een massagraf met zo'n drieduizend overledenen in de Litouwse hoofdstad Vilnius. Bij zes van de dertien onderzochte lichamen werden bacteriën gevonden waarvan bekend is dat ze ziektes veroorzaken.
Wetenschappers deden dat met behulp van een speciale DNA-kopieertechniek. De gevonden bacterie Borrelia recurrentis wordt door luizen overgedragen en veroorzaakt terugkerende hoge koorts. De andere bacterie (Salmonella enterica) veroorzaakt paratyfus, een ziekte die wordt verspreid door besmet voedsel of water. Veel soldaten kampten met onder meer koorts, rode vlekken, verlies van eetlust en diarree. De infecties zijn niet per se dodelijk, zeggen de onderzoekers. Maar ze kunnen een uitgeputte soldaat ernstig verzwakken. De combinatie van ziektes, kou, honger en uitputting is wél dodelijk. (Nu)

