PARAMARIBO – In een opmerkelijke uitspraak heeft de kantonrechter het Ministerie van Openbare Werken (OW) stevig op de vingers getikt in een kortgedingzaak aangespannen door aannemingsmaatschappij Baitali NV.
De rechter oordeelde dat de afwijzing van Baitali’s inschrijving op een IDB-gefinancierd wegenproject onterecht was en berustte op gebrekkige en onvoldoende gemotiveerde gronden.
De zaak draaide om een openbare aanbesteding voor de aanleg van wegen. Baitali, die naar eigen zeggen de laagste bieder was, werd uitgesloten van de gunning door OW. Het ministerie stelde dat Baitali op zes cruciale punten niet voldeed aan de voorwaarden. Baitali betwistte dat en stapte naar de rechter met het verzoek om intrekking van de afwijzingsbrief, het besluit op haar bezwaarschrift en de gunningsbrief aan een andere aannemer. Ook eiste zij dat de uitvoering van het project onmiddellijk werd opgeschort totdat er een herbeoordeling plaatsvindt.
OW had haar afwijzing gemotiveerd met zes bezwaren: het werk zou onvoldoende zijn gespecificeerd, het projectmanagementteam zou te weinig ervaring hebben, de werkmethode zou technisch onvoldoende zijn onderbouwd, de jaarrekening zou niet zijn gecontroleerd, de minimale jaaromzet zou niet zijn aangetoond en het risicoregister zou niet voldoen aan de eisen.
De rechter veegde elk van deze punten één voor één van tafel. Zo bleek dat OW een verkeerd percentage had gehanteerd bij de beoordeling van het werkvolume en dat onduidelijkheden hierover door het ministerie zelf hadden moeten worden opgehelderd. Verder was er volgens de rechter geen grond om te twijfelen aan de werkervaring van het managementteam van Baitali, en had OW inhoudelijke vragen moeten stellen over de technische specificaties in plaats van deze direct af te wijzen.
Ook oordeelde de rechter dat er geen wettelijke verplichting was voor een gecontroleerde jaarrekening en dat OW, indien het twijfelde aan de jaaromzet, zelf extra informatie had moeten opvragen. Tot slot bleek het risicoregister wel degelijk te voldoen aan de eisen, in tegenstelling tot wat OW beweerde.
De kantonrechter kwam tot de slotsom dat de afwijzing onzorgvuldig en onterecht was. OW is nu verplicht om alle besluiten inzake de afwijzing en gunning in te trekken en over te gaan tot een nieuwe beoordeling van Baitali’s inschrijving, met inachtneming van het vonnis. Totdat deze herbeoordeling is afgerond, moet de uitvoering van het project door de andere aannemer worden stilgelegd.
Daarmee komt het ministerie in een uiterst ongemakkelijke positie terecht. Niet alleen is het veroordeeld tot het betalen van de proceskosten, het krijgt bovendien een tik op de vingers wegens schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De rechter benadrukte dat hoewel de aanbestedingsregels van de Inter-American Development Bank (IDB) van toepassing zijn, dit de overheid niet ontslaat van haar plicht tot zorgvuldigheid, transparantie en objectiviteit.
Voor Baitali is dit een belangrijke juridische overwinning. Of zij het project uiteindelijk alsnog gegund krijgt, hangt af van de herbeoordeling. Maar dat OW zich ernstig heeft misrekend, staat buiten kijf.