In een verklaring laat de VSB weten teleurgesteld te zijn over de afwijzing van haar voorstel om de implementatie stapsgewijs en met het oog voor institutionele versterking te laten verlopen.

Volgens de VSB is het onverantwoord om zo een ingrijpend wetgevend traject op deze manier door te voeren. De noodzakelijke randvoorwaarden voor effectieve uitvoering ontbreken. Instanties als de Kamer van Koophandel, het Ministerie van Justitie en Politie en de rechterlijke macht zijn volgens de organisatie niet toegerust om deze wet in praktijk te brengen. De samenleving loopt hierdoor het risico te worden geconfronteerd met gebrekkig toezicht, zwakke handhaving en onvoldoende rechtsbescherming. Dat ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat en vergroot de rechtsonzekerheid.

De VSB benadrukt dat het bedrijfsleven zich steeds bewuster is van haar verantwoordelijkheden, maar dat de Staat zelf tekortschiet in voorbereiding en uitvoering. Eerdere wetgevingstrajecten in Suriname zijn ook al mislukt door het ontbreken van voldoende institutionele draagkracht, waardoor de druk op de rechterlijke macht onnodig toenam en rechtzoekenden gefrustreerd raakten.

Daarbij wijst de VSB op het Nederlandse voorbeeld. De invoering van het Nederlands Nieuw BW, waaruit grote delen van de Surinaamse versie zijn overgenomen, nam tientallen jaren in beslag. Nederlandse deskundigen, die bijdroegen aan het Surinaamse wetboek, kunnen volgens de VSB ook nu van waarde zijn bij de implementatie.

De VSB stelt zich bereid om constructief samen te werken, maar waarschuwt dat invoering zonder voorbereiding roekeloos is. “Zonder een degelijk plan, sterke instituten en duidelijke communicatie wordt deze wet geen stap vooruit, maar een bron van chaos.”