PARAMARIBO – Het Nationale Verkiezingsdebat Suriname 2025 vond vanavond plaats in de Prince Ballroom. In de finale discussieronde spraken politici zich uit over etnische verdeeldheid...
en de vraag of het wettelijk verboden zou moeten zijn dat politieke leiders zich schuldig maken aan etnische politiekvoering. VHP-voorzitter tevens president Chandrikapersad Santokhi en de vertegenwoordigers van de NPS meldden zich op het laatste moment af voor deelname aan het debat, wat niet in goede aarde viel bij het aanwezige publiek en de organisatie.
Moderator Karin Refos stelde dat Suriname gevangen zit in een web van etnische politiekvoering, en dat de leiders die daar jarenlang aan hebben bijgedragen, zich nu gedragen alsof het probleem hen vreemd is. “Hoe lang laten we Suriname nog verscheuren door politiek die mensen beoordeelt op afkomst in plaats van op kunde? De samenleving snakt naar eenheid, maar de politiek lijkt vast te houden aan een systeem dat verdeelt, polariseert en uitsluit.” Jenny Simons (NDP), Cedric van Samson (VHP), Imran Taus (OPTSU) en Bronto Somohardjo (PL) spraken zich uit tegen etnische verdeeldheid, maar concrete oplossingen bleven uit.
Jenny Simons van de NDP erkende de impact van etnische politiekvoering, maar schoof de verantwoordelijkheid subtiel van zich af. “Het is een nalatenschap van het koloniaal verleden,” stelde ze. Volgens haar is bewustwording belangrijker dan wetgeving, omdat etnisch denken diep verankerd zit in de samenleving. De roep om ‘bewustwording’ klinkt echter vooral als een uitvlucht, zolang de politieke top niet zelf het voortouw neemt. Simons erkende dat normen kunnen veranderen, maar vergat te vermelden dat het doorbreken van zulke normen begint met moedige politieke keuzes.
Cedric van Samson van de VHP kwam met een krachtig statement: “Mensen moeten benoemd worden op basis van kunde, kennis, capaciteit en karakter. Niet op kleur.” Toch wringt het, want de praktijk binnen zijn partij – net als bij anderen – spreekt een andere taal. Van Samson bleef steken in principes en durfde geen antwoord te geven op de vraag of de VHP concrete stappen gaat nemen om etnische benoemingen in het openbaar bestuur tegen te gaan.
Imran Taus van OPTSU durfde wél iets meer en stelde: “Elke keer als etnische partijen aan de macht waren, laaide de polarisatie in de samenleving op.” Volgens Taus is etnische politiek een obstakel voor nationale vooruitgang. “We moeten ze uit het zadel houden.” Taus kwam het dichtst bij een daadwerkelijk politiek standpunt. Toch bleef ook hij voorzichtig toen hem werd gevraagd of etnische politiekvoering wettelijk verboden zou moeten worden. “Ik weet niet of het juridisch mogelijk is,” antwoordde hij ontwijkend.
Bronto Somohardjo van de PL koos voor een andere benadering. Volgens hem is armoede het échte probleem en moet dáár de focus op liggen. “Wat verboden moet worden, is dat twintig procent van onze bevolking nog steeds in armoede leeft,” zei hij. Daarmee week hij handig uit van het etniciteitsvraagstuk, alsof dat geen directe invloed heeft op de ongelijkheid die hij aan de kaak stelt.
Wat het debat vooral duidelijk maakte, is dat politieke leiders het probleem van etnische politiekvoering eindelijk durven te benoemen, maar nog altijd bang zijn om het echt aan te pakken. Iedereen spreekt over eenheid, samenwerking en vooruitgang, maar als het aankomt op verantwoordelijkheid nemen, duikt men weg.