Het artikel van de Public Relations Unit van ex-president Santokhi ter verdediging van het Royalties voor Iedereen (RVI)-programma blijft klinken als verkiezingsretoriek in plaats van economische...
realiteit. Het is tandenknarsend en kenmerkend voor hoe politiek gewin boven juridische en economische rationaliteit wordt geplaatst. Waar de PR Unit een “nationale beleidsvisie” suggereert met drie doelstellingen, blijkt bij grondige juridische en economische analyse dat dit plan in essentie niet meer was dan een ordinaire verkiezingsstunt. Het was een fata morgana die de bevolking gouden bergen voorspiegelde, maar in strijd is met de Surinaamse rechtsorde en budgetdiscipline.
Juridische basis ontbreekt
Hoewel het programma werd gelegitimeerd met een beroep op artikel 41 van de Grondwet (natuurlijke rijkdommen behoren toe aan de natie), is het juridisch onhoudbaar om hieruit een individueel aanspraakrecht van USD 750 per persoon, met rente, af te leiden. Artikel 41 creëert namelijk slechts een collectief eigendomsrecht dat uitsluitend via wetgeving en het begrotingsproces kan worden uitgewerkt.
Volgens artikel 156 van de Grondwet en de Comptabiliteitswet mogen financiële verplichtingen van de staat alleen bij wet worden vastgelegd en via de begroting worden goedgekeurd. Het RVI-plan wilde echter bij staatsbesluit een individuele betalingsverplichting scheppen, iets wat in strijd is met de formele regels voor wetgeving.
Daarbij komt dat de Wet Spaar- en Stabilisatie Fonds expliciet bepaalt dat inkomsten uit natuurlijke hulpbronnen verplicht aan dit fonds toekomen. Afwijken daarvan per staatsbesluit is niet toegestaan. Het RVI-programma creëerde dus een onwettige bypass van het wettelijk fondsregime.
Kortom: de kernfout is dat een staatsbesluit nooit de uitvoering van een grondwetsbepaling mag regelen wanneer de Grondwet zelf wetgeving vereist. Het RVI-programma was daarom juridisch ondeugdelijk vanaf dag één.
Macro-economische luchtkastelen
Ook economisch was het plan onrealistisch en misleidend:
Geen gegarandeerde inkomstenstroom: de olie- en gasopbrengsten uit offshore blok 58 zijn nog onzeker en hooguit pas na 2028 substantieel te verwachten. Exploratie is nog gaande en de productie moet nog opstarten. Er is dus geen reëel fundament om nu al gegarandeerde betalingen van USD 750 + 7% rente per burger te beloven. Men verwees naar het Alaska-model, maar negeerde dat dit een fondsmodel is met flexibele dividenden, terwijl de RVI-opzet een vaste belofte inhield.
Excessieve rentelast: een rente van 7% in een economie met hoge staatsschuld en inflatie zou de begroting verder uit balans brengen en leiden tot nieuwe schulden.
Consumptief en kortzichtig: internationale best practices (zoals het Noorse oliefonds) tonen aan dat olie-inkomsten via fondsen in productieve investeringen moeten vloeien (onderwijs, infrastructuur, zorg). Het Surinaamse plan reduceerde dit tot directe consumptie, waardoor toekomstige generaties beroofd zouden worden van duurzame waarde.
Politieke timing en misleiding
Het RVI-programma werd vlak voor de verkiezingen gelanceerd, zonder wetgeving, zonder begrotingsdekking en zonder onafhankelijke toetsing. Dat bewijst het ware karakter: een verkiezingsstunt. Burgers werden misleid met waardeloze certificaten van toekomstige rijkdom, terwijl men wist dat de beloften niet juridisch houdbaar of economisch uitvoerbaar waren.
Verantwoordelijkheid van de huidige regering
De huidige regering had geen andere keus dan het programma stop te zetten en de fundamenten juridisch en economisch door te lichten. Dit is geen kwestie van politiek, maar van begrotingsdiscipline, grondwettelijke rechtmatigheid en macro-economische stabiliteit. Als dit plan in de huidige vorm zou zijn voortgezet, zou dat onder meer leiden tot:
uitputting van toekomstige inkomsten nog vóór realisatie;
nieuwe schulden om rentelasten te dekken.
Tenslotte
Het RVI-programma was geen visie voor rechtvaardige verdeling, maar een klassiek voorbeeld van verkiezingsmisleiding: juridisch ongefundeerd, economisch onhoudbaar en gevaarlijk voor de stabiliteit van de staatsfinanciën. De huidige regering had geen keus dan dit luchtkasteel te ontmantelen en te kiezen voor:
transparante wetgeving;
een wettelijk verankerd oliefonds;
investeringen in onderwijs, gezondheidszorg en economische diversificatie.
De bevolking verdient geen loze certificaten van USD 750, maar solide en duurzaam beleid dat de nationale rijkdom eerlijk inzet voor structurele vooruitgang. Niet een luchtkasteel, enkel gericht op het behalen van meer zetels bij de verkiezingen. Hierin is de huidige regering duidelijk, en dat dient wel gezegd te worden.