PARAMARIBO – Tijdens het tweede verkiezingsdebat van SEWA 1473 in Ballroom Torarica gingen vertegenwoordigers van zes politieke partijen in felle bewoordingen met elkaar in debat over een van de meest besproken vraagstukken van deze tijd:...
de toekomstige inkomsten uit olie- en gaswinning en het beheer daarvan. De centrale stelling luidde: de opbrengsten uit olie en gas moeten worden beheerd via een onafhankelijk nationaal fonds, buiten directe politieke controle.
De aanwezige partijen – BEP, PL, VHP, NDP, ABOP en NPS – toonden zich allen bezorgd over het gevaar dat de miljarden die het land mogelijk zal verdienen, zullen wegvloeien zoals eerder gebeurde met de opbrengsten uit bauxiet en goud. Dat verleden, gekenmerkt door populistisch beleid, gebrekkig toezicht en politieke willekeur, werpt een schaduw over de kansen die olie-inkomsten bieden.
Gregory Rusland (NPS) kwam met een duidelijke waarschuwing: “We willen geen Venezuela worden, waar een kleine groep steenrijk is geworden en de rest van de samenleving berooid achterblijft.” Hij pleitte voor investeringen in duurzame sectoren zoals landbouw en toerisme, en het opzetten van spelregels rond de besteding van olie-inkomsten. Rusland stelde voor om in crisissituaties middelen enkel met een tweederdemeerderheid in het parlement vrij te geven. “We moeten onze kinderen en kleinkinderen beschermen.”
Ashwin Adhin (NDP) was kritisch over het uitblijven van concrete wetgeving rondom local content. “We praten al jaren over het betrekken van Surinamers bij de sector, maar er gebeurt niets. Geen trainingen, geen voorbereiding en geen transparantie over wat precies lokaal mag zijn.” Volgens hem heeft Suriname van landen als Guyana niets geleerd. “Als je onze mensen niet opleidt, krijg je alleen dure buitenlandse experts binnen.” Tegelijkertijd waarschuwde hij voor het idee van volledige politieke onafhankelijkheid van fondsen. “Je kunt een autonoom fonds maken, maar zonder politieke zeggenschap is het democratisch deficit compleet.”
Bronto Somohardjo (PL) hield het kort maar krachtig: “Als we olie en gas overlaten aan politici zonder wettelijke verankering, worden we een tweede Venezuela.” Ook hij wees op het gebrek aan local content-wetgeving en het falen van de overheid om ondernemerschap en financiering op tijd te stimuleren. “We lopen al achter. Er is haast geboden.”
Leeroy Jack (ABOP) erkende dat de huidige wetgeving rond het spaar- en stabilisatiefonds politieke invloed nauwelijks uitsluit. “Twee van de vijf leden van het fonds worden voorgedragen door de regering,” stelde hij vast. Hoewel hij dit niet als het grootste probleem beschouwde, waarschuwde hij voor het ontbreken van professioneel toezicht op de raad die de middelen beheert. “Er zijn gigantische belangen in het spel. We hebben toezicht nodig op het toezichthoudend orgaan zelf.”
Raymond Landveld (BEP) ging verder en riep op tot hernieuwde aandacht voor instituties als het Planbureau en het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS), die volgens hem het parlement beter kunnen adviseren. Hij wees op het risico van politieke tegenwerking, waarbij regeringen door vijandige besturen de toegang tot middelen wordt belemmerd. “Dat moeten we vermijden, maar we moeten ook leren van succesvolle voorbeelden zoals Noorwegen.”
Krishna Mathoera (VHP) benadrukte het collectieve eigendom van natuurlijke hulpbronnen en pleitte voor een onafhankelijk fonds dat beheerd wordt door deskundigen. “We moeten de samenleving beschermen tegen wanbeheer,” zei ze. Volgens Mathoera is volledige politieke uitsluiting onrealistisch, omdat ontwikkelingsplannen uiteindelijk door politici worden vormgegeven, maar duidelijke waarborgen zijn onontbeerlijk.
Suriname heeft tot uiterlijk 2028 – het jaar waarin de eerste olieproductie van start gaat – om zijn huis op orde te krijgen. Met miljarden aan het firmament, maar ook schulden, zwakke instituties en electorale belangen in het achterhoofd, blijft de vraag hangen of het land deze keer wél verantwoord kan omgaan met zijn rijkdom.