Een jonge vrouw, lid van een andere religieuze gemeente, benaderde verdachte voor geestelijke bijstand. Volgens haar verklaring werd zij tijdens een gebedssessie in haar woning seksueel misbruikt. Ze benadrukte dat zij uitsluitend om gebed had gevraagd voor oplossing van haar medische en financiële problemen, en dat zij nimmer seks wenste of daartoe heeft ingestemd.

De Officier van Justitie stelde dat de verdachte, in zijn hoedanigheid als geestelijk leider, misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het vertrouwen dat het slachtoffer daardoor in hem stelde. Door religieuze symboliek, zalving olie en bijbelteksten toe te passen in een privésituatie, zou C.L. een sfeer hebben gecreëerd waarin het slachtoffer zich fysiek en mentaal onvoldoende in staat voelde om verzet te bieden. Hoewel C.L. erkent dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden, stelt hij dat dit met wederzijdse instemming gebeurde.

Op basis van getuigenverklaringen, processen-verbaal en het consistente relaas van het slachtoffer, acht het Openbaar Ministerie verkrachting wettig en overtuigend bewezen. Er is in deze strafzaak door het Openbaar Ministerie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren geëist. Op 11 juni zullen de advocaten van C.L hun pleidooi houden.