Paramaribo — Oppositie parlementarir Asieskoemar Gajadien wil niet dat de regering vanwege de wijziging van de Wet op Staatsschuld, een vrijbrief krijgt om te lenen.
Coalitie parlementariër Raymond Sapoen zegt daartegenover dat de wijziging nodig is, zodat de regering geen financiele problemen krijgt tot en met 2028. Beide parlementariërs benadrukken het belang van voorzichtigheid bij het aanpassen van deze wet, die bepaalt hoeveel Suriname mag lenen in verhouding tot het bruto binnenlands product (bbp).
Volgens Gajadien is het cruciaal dat elke wijziging van de wet een duidelijk doel dient en niet leidt tot ongebreideld lenen. “We hebben in het verleden zes tot zeven wijzigingen gehad. Vooral tijdens regering-Bouterse zijn ingrijpende aanpassingen gedaan om strafbaarstellingen weg te halen en buiten de norm te kunnen opereren”, aldus Gajadien. Hij herinnert eraan dat Suriname in 2020 met een staatsschuld zat van ongeveer 140% van het bbp, ver boven de wettelijk vastgestelde norm van 60%.
Om die overschrijding te corrigeren, werd in 2020 vastgelegd dat elke regering verplicht is jaarlijks een staatsschuldenplan bij de begroting te voegen. “Zo kan het parlement zien hoe de schuld zich ontwikkelt en wat de regering doet om die terug te brengen”, zegt Gajadien. In 2023 volgde een nieuwe wijziging in het kader van het IMF-programma, waarin Suriname zich verplichtte binnen 11 jaar weer binnen de norm te komen.
Gajadien waarschuwt nu dat de huidige voorgestelde wijziging “een vrijbrief voor de regering” dreigt te worden. “Wat nu wordt behandeld, maakt het mogelijk dat de regering leningen kan aangaan zonder zich concreet aan de schuldnorm te houden. Dat is geen goed signaal voor transparantie en verantwoord financieel beheer”, stelt hij. Hij pleit voor een versterking van het Bureau voor de Staatsschuld en beter toezicht op de uitvoering van schuldenplannen.
Raymond Sapoen deelt de zorg over onverantwoord lenen, maar benadrukt dat de regering in de komende jaren nog geen olie-inkomsten heeft om op te steunen. “We mogen de regering niet vleugellam maken”, zegt hij. Volgens Sapoen biedt de huidige wet al mogelijkheden om tijdelijk buiten de schuldnorm te opereren, mits het parlement elke lening goedkeurt. Hij stelt voor om de overgangsperiode uit te breiden tot 2027, zodat de regering manoeuvreerruimte houdt terwijl de waarborgen overeind blijven.
Sapoen wijst erop dat Suriname nu een schuldquote van 94,5% heeft en dus formeel de wet overtreedt. De wijziging moet die overschrijding legaliseren en tegelijk de regering machtigen om tot eind 2028 te blijven lenen — maar alleen met parlementaire toestemming. “We moeten voorkomen dat het een vrijbrief wordt. De samenleving heeft al genoeg geleden onder wanbeheer, inflatie en armoede. Daarom moet elke lening hier worden goedgekeurd en moet het gaan om concessionele leningen van 1% of 1,5%, niet de commerciële van 9 of 12% die Suriname hebben gedood,” aldus Sapoen.
Hij legt uit dat artikel 3 van de wet, het hart van de Staatsschuldenwet, opnieuw wordt aangepast. Dat artikel bepaalt wanneer de overheid strafbaar handelt door de schuldnorm te overschrijden. Met de nieuwe bepaling kan daarvan tijdelijk worden afgeweken, mits de minister van Financiën en Planning een plan opstelt om binnen 13 jaar weer onder de 60%-norm te komen. Daarnaast wordt een administratieve leemte weggewerkt: de rol van de administrateur-generaal van het Bureau voor de Staatsschuld wordt formeel vastgelegd, nadat de vorige functionaris recent ontslag heeft genomen.
Beide parlementariërs zijn het erover eens dat leningen onvermijdelijk zijn zolang de economie herstelt, maar dat streng toezicht noodzakelijk blijft.