Uit de cijfers blijkt dat het ministerie van Onderwijs ruim 14,4 miljoen gulden extra krijgt. Dat maakt het tot de grootste uitgavenpost buiten het CMC-pakket en de investering in de nieuwe zeekabel.

De verhoging is vooral bedoeld om achterstanden in personeelskosten weg te werken. Het gaat om de verwerking van salaristrede-stijgingen, de in december betaalde indexering, een lumpsum van 3 procent, de bashi-premie en de verhoging van de vakantie-uitkering van 6 naar 8 procent. Ook lopende vacatures bij scholen worden hiermee gedekt. Daarnaast ontvangen enkele schoolbesturen extra middelen om eerdere voorschotten te kunnen verrekenen. Zo krijgt het bijzonder funderend onderwijs 2,7 miljoen gulden extra om verplichtingen uit 2024 te kunnen voldoen.

De mutaties zijn niet incidenteel. Veel van de bijstellingen lopen door tot 2028, wat erop wijst dat er sprake is van structurele onder-financiering in het onderwijs. De suppletoire begroting corrigeert deze achterstanden nu in één keer. Daarmee is het onderwijs, na de zorg, de sector met de grootste financiële bijstelling. Volgens de toelichting is de keuze voor hogere onderwijsuitgaven gebaseerd op realisatiecijfers over 2024 en de noodzaak om wettelijke en arbeidsvoorwaardelijke verplichtingen tijdig te betalen.

De begroting laat zien dat de druk op de onderwijsfinanciën al langere tijd oploopt. Met deze correctie krijgt het ministerie voor het eerst in jaren voldoende middelen om loonkosten en schooluitgaven volgens de geldende afspraken te dekken. (Curacao.nu)