PARAMARIBO – Tijdens het tweede verkiezingsdebat van SEWA 1473 in Ballroom Torarica, werd pijnlijk duidelijk hoe diep de crisis in het Surinaamse onderwijs zit.
Vertegenwoordigers van zes politieke partijen stelden hun visie tentoon. De cijfers spreken boekdelen: in 2025 wordt slechts 9% van de staatsbegroting (SRD 50,3 miljard) besteed aan het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur. Van dat bedrag gaat 95% op aan salarissen. Wat overblijft voor daadwerkelijke investeringen in leermiddelen, schoolgebouwen of digitale infrastructuur is nauwelijks 5%. De gevolgen zijn scholen zonder toiletten, scholen die pas weken na de officiële startdatum beginnen en ‘leerkrachten’ zonder juiste bevoegdheden.
Gregory Rusland (NPS) beet de spits af met een stevige analyse: “We moeten erkennen dat het grootste deel van onze bevolking de vierde klas lagere school niet haalt.” Volgens Rusland moeten er nationale targets worden gesteld — zoals 95% doorstroom naar de 10e klas — gekoppeld aan een verhoogde investering van 15 tot 16% van het bbp. “Put your money where your mouth is,” aldus de partijleider. Toch bleef het bij abstracte percentages; concrete beleidsmaatregelen werden nauwelijks genoemd.
Leeroy Jack (ABOP) stelde scherp dat het probleem vooral een kwestie van politieke prioriteit is. “Men weet wat te doen, maar men wíl het niet doen,” aldus Jack, die verwees naar het gebrek aan incentives voor leerkrachten in het binnenland. Zijn frustratie over de situatie vatte hij samen met een treffende metafoor: “Je zit aan tafel, maar je krijgt geen eten.” Een duidelijke verwijzing naar de marginalisering van onderwijs in de districten.
Raymond Landveld (BEP) bevestigde dit beeld en wees op de schrijnende situatie waarin scholen in het binnenland weken later dan in Paramaribo starten. “De overheid verplicht ouders hun kinderen naar school te sturen, maar diezelfde overheid komt haar plicht niet na.” Volgens Landveld zijn er rapporten en congressen geweest, maar blijft de uitvoering uit. De vraag blijft hangen over waar is het geld gebleven dat bestemd was voor het binnenlandsonderwijs.
Ashwin Adhin (NDP) benadrukte dat tijdens zijn regeerperiode een garantiefonds werd opgezet, waarmee 1200 studiebeurzen werden verstrekt. Nu is die ondersteuning volgens hem vrijwel verdwenen. Zijn partij wil dat systeem herstellen en uitbreiden. Toch verzandde ook hij in terugblikken en vage beloften, zonder antwoord op de vraag hoe het onderwijs structureel verbeterd moet worden.
Bronto Somohardjo (PL) bracht de discussie terug naar de praktijk. Zijn voorstel: motivatiepakketten van SRD 10.000 per maand voor leerkrachten. “Dat geld is er,” stelde hij scherp, verwijzend naar de SRD 40 miljoen die werd vrijgemaakt voor een weg naar Apoera. Hij pleitte voor praktijkgericht onderwijs dat jongeren klaarstoomt voor werk in sectoren als IT, landbouw en productie. Zijn oproep was duidelijk: “Als we nu niet ingrijpen, stelen we de toekomst van een hele generatie.”
Krishna Mathoera (VHP) erkende het belang van onderwijs als mensenrecht, maar benadrukte ook de financiële realiteit. “We zitten met kraters in de economie. 30% van de begroting gaat naar rente en aflossing, 35% naar sociaal beleid. Er blijft weinig over.” Desondanks stelde ze dat elk kind recht heeft op ontwikkeling en pleitte ze voor een nationaal plan waarin kennis centraal staat. Haar boodschap was hoopvol, maar bleef vaag over de route daar naartoe.
Wat alle deelnemers gemeen hadden, was een scherpe analyse van de problemen. Er werd gesproken over leerplicht, over toiletten, gebouwen en over studietoelagen maar de échte vraag - hoe brengen we goed onderwijs naar elk kind in elk district van Suriname? - bleef onbeantwoord.