CHof verklaart zich onbevoegd Grondwet te toetsen

chof-logo-1024x723

PARAMARIBO – Het Constitutioneel Hof (CHof) heeft zich gisteren onbevoegd verklaard om artikel 72 lid g Grondwet te toetsen. Voorzitter Gloria Stirling besliste dat het CHof onbevoegd is het verzoekschrift omtrent de toetsing van de Grondwet in behandeling te nemen.

Het verzoek was door advocaat Shanti Sheombar gedaan aan het CHof, om artikel 72 lid g Grondwet te toetsen aan de Grondwet en de mensenrechtenverdragen. In artikel 72 lid g Grondwet is aangegeven over het verlenen van amnestie of abolitie dat die bij wet worden vastgesteld. Sheombar legt zich neer bij de beslissing van het CHof.

“Het hof acht zich overeenkomstig artikel 144 lid 2a Grondwet juncto artikel 12 leden 1 en 2 Wet Constitutioneel Hof tevens onbevoegd om tot toetsing over te gaan van artikel 72 g Grondwet. Op grond van artikel 144 lid 2a Grondwet juncto artikel 12 leden 1 en 2 van de Wet Constitutioneel Hof, heeft de wetgever het hof de bevoegdheid toebedeeld om de inhoud van een wet of gedeelten daarvan te toetsen aan de Grondwet en aan de burgers verbindende bepalingen van overeenkomsten met andere mogendheden en met volkenrechtelijke organisaties”, geeft Stirling aan. Zij zegt dat het in strijd is met de Grondwet en de Wet Constitutioneel Hof om één of meerdere bepalingen van de Grondwet te toetsen aan de Grondwet en/of ieder verbindende bepalingen van overeenkomsten met andere mogendheden en volkenrechtelijke organisaties.

Ook heeft het CHof beslist dat Sheombar niet-ontvankelijk is in haar verzoek.

Sheombar had in haar verzoekschrift onder meer aangegeven dat in artikel 72 g Grondwet, de beweegredenen voor het verlenen van amnestie of abolitie zijn genoemd. Zij is de mening toegedaan dat beide rechtsfiguren, amnestie en abolitie, opgenomen in artikel 72g van de Grondwet, misschien ten tijde van de totstandkoming van de Grondwet van 1987 essentieel waren om rust en veiligheid in de naoorlogse maatschappij te brengen, maar dat deze thans niet meer actueel zijn en juist een ‘beknotting’ zijn van het vrije genot van grondrechten en vrijheden in de Grondwet en Verdragen.

“Bovendien rust op de Staat Suriname de verplichting ten aanzien van elk strafbaar feit, dat feit te identificeren, te vervolgen en te berechten, zoals dat ook is opgenomen in artikel 131 lid 3 van de Grondwet. Indien de artikelen 1 en 2 van de ‘American Convention on Human Rights’ in onderlinge samenhang zouden worden beschouwd, dan dienen de lidstaten tot het evengenoemde verdrag effectieve nationale juridische en andere maatregelen te treffen ter effectuering van de rechtsbescherming”, geeft de advocaat in haar verzoek aan.

Zij deed het verzoek aan het hof om ter oplossing van dit vraagstuk tot toetsing over te gaan van artikel 72g Grondwet, aan de Grondwet, het Internationaal Verdrag inzake Burger en Politieke rechten en het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens.

WJ…[+]